donderdag 27 december 2012

Mens en natuur: Welvaart zonder groei

Prof. Tim Jackson heeft het in onderstaand fragment over de hoop op een gedeelde en blijvende welvaart. Hij kaart het probleem aan dat we welvaart steeds linken aan geld en economische groei. “Dump het systeem of verniel de planeet” is de keuze die we volgens hem moeten maken. Recessie is noodzakelijk!
Ik zou willen dat jullie je een wereld in 2050 proberen voor te stellen, met zowat 9 miljard mensen, allen hopend op een Westers inkomen, en een Westerse manier van leven. Hoe ver en hoe snel moeten we dan vooruit? Hoe slim moeten we dan zijn? Hoeveel technologie hebben we dan nodig voor deze wereld om onze koolstofdoelen te halen?
Prof. Tim Jackson bewijst met zijn grafiek dat de koolstofintensiteit van de economische groei, voor de economie van nu, zich op ongeveer 770 gram koolstof bevindt. Als we echter de wereld in 2050 willen halen, zullen we een 130-voudige verbetering moeten bekomen om uiteindelijk bij 6 gram koolstof te eindigen. “Wie weet gaat het zover dat we een economie krijgen die koolstof uit de atmosfeer haalt? En dat zal tegen het eind van de eeuw wel noodzakelijk zijn”, aldus Tim Jackson, “Wat we ons in dit verhaal moeten afvragen is of de economie van nu in staat is deze verbetering te volbrengen?”

Ik vrees dat de economie van nu daar nog te weinig bij stilstaat, wat voor gevolgen dit hele verhaal kan/zal hebben. Dit is natuurlijk een langlopend project dat er niet zomaar in één, twee, drie zal staan. Ik weet niet goed hoe ik hierover moet denken. Ik ben een beetje bang dat het antwoord ‘verniel de planeet’ zal zijn. Vooraleer de economie zal beseffen dat er een grondige verandering zal moeten optreden, vrees ik dat ze al zullen te laat zijn. Daarom is zo’n spreker als prof. Tim Jackson belangrijk in dit hele levensverhaal. Cijfers tonen het aan, en dat is toch wat we tegenwoordig willen? We willen bewijsmateriaal, het moet wetenschappelijk bewezen kunnen worden. Deze grafiek levert het bewijs, dus waar wachten we nog op?

Waarom is het zo dat we dat, wat zo uitermate evident is, toch niet doen, om de klimaatsverandering aan te pakken?
Er zijn verschillende mogelijkheden om koolstof, energie en geld te besparen en daarmee de klimaatsveranderingen aan te pakken, zoals energie-efficiënte apparaten kopen, spaarlampen gebruiken, af en toe het licht eens uitdoen, onze huizen te isoleren. Maar toch doen we het niet. Hoe komt dat?
“[We are] persuaded to spend money we don’t have on things we don’t need to create impressions that won’t last on people we don’t care about.”
Een verhaal over ons, mensen, overgehaald om geld dat we niet hebben, uit te geven aan zaken, die we niet nodig hebben, om indrukken te creëren, die niet beklijven op mensen, waar we niet om geven.
Het is tegenwoordig inderdaad zo dat iedereen er wil bij horen. We willen niet uit de boot vallen, en onze kinderen iets ontzeggen wat (zogezegd) alle andere klasgenootjes wel krijgen. Mijn vader zou zeggen “’t is allemaal kuddegeest; als uwe vriend in de gracht springt, ga jij hem dan achterna springen?”. Mijn vader zegt altijd van die doordenkers. Hetgene wat hij zegt, mag je nooit letterlijk nemen, maar je moet als het ware door de woorden heen kijken, je moet ze omdraaien tot je een levensles bekomt. Datgene wat hij bedoelt met ‘uwe vriend achterna springen’, krijgt uiteindelijk de betekenis dat je niet zomaar iedereen doelloos moet achterna lopen, niet zomaar moet meezwemmen met de stroom. Het gaat erom dat ieder voor zich moet uitmaken wat belangrijk is voor hem of haar, los van wat anderen van je zullen denken. Wat prof. Tim Jackson hier zegt is gelijklopend met het ‘kuddegeestsyndroom’. We kopen namelijk dingen die we vaak niet nodig hebben, om er bij te horen; “Die van mijn klas heeft een nieuwe gsm, ik wil ook zo’n gsm”, “Het nieuwste computerspel wordt op de markt gebracht, het oude computerspel wil ik niet meer”. Al ons spaargeld moet eraan geloven, want we willen toch niet scheef bekeken worden. Het grootste huis, de nieuwste telefoon, de allermooiste gadgets, de snelste auto, de grootste televisie, en ga zo maar door. Allemaal om er (zogezegd) bij te horen, welzijn en rijkdom uit te stralen, laten zien dat je het goed hebt. We willen de anderen de indruk geven dat we ons de luxe kunnen permitteren. Maar zijn die anderen, op wie we een indruk willen nalaten, dan zo belangrijk?
Wie zijn we dan? Wie zijn deze mensen? Zijn wij deze nieuwigheidzoekende, hedonistische, zelfzuchtige individuen of zijn we af en toe ook iets als de onbaatzuchtige altruïst?
De psychologie zegt dat er steeds een spanning is tussen rekening houden met jezelf en rekening houden met de ander. Daarnaast is er ook een spanning tussen nieuwigheidzoekend gedrag en traditie en behoud.
Ik ben er mee akkoord dat wij als mens graag traditiegetrouw leven. We hebben nood aan nieuwigheden, maar aan de grondslag ligt vaak die diepgewortelde traditie, gewoonte. Daar willen wij als mensen moeilijk van afwijken, omdat we, zoals Tim Jackson het zegt, er onze families op die manier mee grootbrengen. Het gaat er bij deze niet om deze menselijke natuur te veranderen, maar wel om ons te leren openstellen om volledig mens te worden. En wat betekent het om mens te zijn/worden? Moet je een supersnelle wagen hebben om op te vallen? Moeten we veel geld verdienen om ‘rijk’ te zijn? Als we alle luxe afnemen, wat blijft er dan nog over van dé mens? Ik denk dat we onszelf pas ‘rijk’ mogen noemen als we liefde kunnen delen. We zullen niet alleen liefde voor elkaar moeten kunnen tonen, maar voor alles rondom je. Dat betekent dat we ook rekening moeten houden met de natuur, onze oorsprong.
Zo zijn er bedrijven die ecologische en sociale doelen voorop stellen, zoals de website ‘Ecosia’ die 80% van zijn inkomsten toekent aan de bescherming van ecologische bronnen (regenwoudproject). Dit bedrijf is een voorbeeld van hoe we zullen moeten investeren. Alleen zal het niet gaan om het streven naar consumptietoename, maar wel dat we zullen moeten investeren op het beschermen en onderhouden van de ecologische activa waar onze toekomst op berust.
Een Afrikaanse filosoof wees me op de gelijkenissen tussen deze kijk op welvaart en het traditionele Afrikaanse concept van ‘ubuntu’. ‘Ubuntu’ betekent ‘Ik ben omdat wij zijn’.
Welvaart is een gedeelde onderneming. Dit wil niet zeggen dat we ontwikkeling moeten tegenhouden. in de weg moeten staan. "Het gaat niet om het omverwerpen van het kapitalisme, ook niet het veranderen van de menselijke natuur. Het gaat er wel om dat we aan het hart van de economie een geloofwaardiger, robuuster, realistischere visie gaan plaatsen op wat het betekent mens te zijn" aldus Tim Jackson.

Ook het artikel van Peter Tom Jones en Vicky De Meyere haalt ongeveer dezelfde topics aan als prof. Tim Jackson. Volgens hen is een geleidelijke, maar radicale omkering van het huidige wereldsysteem noodzakelijk. Een dergelijke omkering noemen ze transitie. “Transitie is een traag proces dat zich zowel van onderuit als van boven af moet voltrekken en waar de inzet van alle maatschappelijke spelers, ook het middenveld, nodig is.”
Ik volg de mening van Peter Tom Jones dat de transitie moet leiden naar rechtvaardige duurzaamheid. Als we geen rekening houden met wat de aarde ons aanbiedt, dan zullen we het langzaam aan uitputten.
Als alle duurzame keuzes duurder blijven dan de niet-duurzame, dan denk ik dat het heel moeilijk is om mensen naar de goede kant te leiden. Het leven kost al geld genoeg, en daarom kiezen mensen graag voor iets die wat minder geld kost. Voortdurend met de trein reizen, kost veel geld bijvoorbeeld. Ik vind het ook nadeliger dan met de auto te gaan, maar dat is natuurlijk mijn mening. Je bent afhankelijk van anderen als je met de trein gaat, vind ik; er lopen vertragingen op, treinen worden geschrapt, geen goede treinverbindingen, enzovoort. Ik heb 3 jaar, elke week, met de trein naar mijn studentenstad gereisd, dus ik weet waarover ik spreek. Sinds ik een auto heb, gaat het allemaal makkelijker. Je hebt het dan alleen maar aan jezelf te danken als je ergens te laat aankomt. Het nadeel is dat je natuurlijk onverwacht in de file kunt staan, wat je dan met de trein weer niet hebt.
Daarom vind ik de strategie van de 4 E’s die Vicky en Peter voorop stellen een goede aanpak. Allereerst Enable of mogelijk maken, veronderstelt dat de overheid de duurzame keuzes aanreikt. Ik heb wel het gevoel dat er in veilige fietspaden toch flink wordt geïnvesteerd. Overal waar je komt, zijn ze de fietspaden aan het (her)leggen. Ook in Brugge hebben ze een gigantische fietsbrug gebouwd over de snelweg. Als tweede Encourage oftewel aanmoedigen, betekent dat de overheid duurzaam gedrag zou moeten belonen. Zo is er een aantal jaar geleden beslist om een fietsvergoeding te geven. De boodschap naar de mensen toe is dus: laat je auto staan, en ga met de fiets naar je werk! De derde E is Exemplify of ‘geef zelf het voorbeeld’. De overheid of andere grote organisaties zouden het goede voorbeeld moeten geven, zodat kleinere organisaties en wij als individuen dat voorbeeld kunnen/willen nastreven. En als laatste Engage of bijschaven van ons wereldbeeld om duurzaam handelen te ondersteunen.
Het is allemaal gemakkelijker gezegd dan gedaan, hé, zo’n gedragsverandering. Dat is toch mijn mening. Ik denk dat er nog veel werk aan de winkel is, vooraleer ze iedereen zullen meekrijgen in hun verhaal van duurzaamheid. Ik ben wel nog steeds van mening dat een mens niet gelukkiger wordt door zichzelf met luxe te omringen. Zoals Vicky het op het eind van het artikel ook zegt: “Op materieel en financieel vlak leven we gewoon minder ambitieus. In plaats daarvan hebben we het gevoel veel meer van het leven te kunnen genieten. Voor ons is duurzaam leven ook een rijker leven, mét een hoog levenscomfort”. Ik kijk echt op naar die mensen. Het is misschien echt wel het proberen waard!
Zoals ik al eerder zei in ‘mens en natuur: plaats van de mens’: “Verbeter de wereld, begin bij jezelf! Als iedereen dat zou doen, zou er sneller een verbetering tot stand komen. Het probleem is dat velen vaak denken dat anderen het wel zullen doen. Of nog een groter probleem: veel klagen en zagen, maar weinig die echt iets doen! Toch benieuwd hoe jij zelf iets kunt veranderen aan je levensstijl? Bekijk dan zeker het filmpje over energie besparen en pas jouw eigen levensstijl aan…

dinsdag 18 december 2012

Mens en lijden: reacties op lijden

Op welke manier reageren mensen als ze met lijden geconfronteerd worden?
De koestering van de herinnering
is de troost van het verlies.
Een stuk van mij is met jou weggegaan.
Een stuk van jou blijft in mij bestaan.
(bron: tekst op het doodsprentje van Bob Davidse)

Elk individu is uniek, en daarom zal elke lijdensweg ook anders zijn. Het is zoals een vingerafdruk, persoonlijk en uniek. In de rubriek ‘mens en lijden: lezing’ beschreef ik hoe kinderen rouwen. In feite kunnen we het model van William Worden ook toepassen bij volwassenen. Eerst is er het besef dat je iemand bent verloren, je zult het moeten accepteren. Daarna komt de ervaring met de gevoelens die erbij komen kijken. Het is belangrijk dat je je gevoelens toelaat, en ze niet onderdrukt. Dan volgt er het besef dat je verder moet met het gemis en de herinneringen van die overleden persoon, en als laatste stap moet je hoe dan ook weer verder met je leven, maar de overledene leeft verder in je hart.
Extra uitleg over deze vier stappen van rouwen kan je op onderstaande link nalezen.
In veel gevallen houden mensen zich in eerste instantie sterk voor de buitenwereld. Eens ze tussen vier muren alleen zijn, zullen ze misschien sneller huilen. Ik spreek nu wel vanuit mijn eigen ervaring. Maar zo voel ik het ook aan bij anderen. Op het moment dat iemand overlijdt, komt het natuurlijk aan als een slag in je gezicht, maar meestal houden mensen zich sterk tot de hele rompslomp voorbij is. Er moet een begrafenis geregeld worden, er komt zoveel bij kijken, dat je soms niet anders kunt dan sterk te zijn, gewoon voor jezelf. Dagen of soms zelfs weken later komt plots het besef dat het voorbij is, dat je die persoon nooit meer zult zien en dan komt de klap.
Het filmpje van het overleden zoontje Achille van Jeroen en Annelies vertelt dat, op het moment van de dood van het kindje, er toch een soort van energie aanwezig is die je sterk houdt. Achteraf begrijp je soms niet hoe je die week doorgekomen bent. Je hoofd staat daar op dat moment niet naar, zegt Jeroen, maar je krijgt uit onverwachte hoek een soort van energie. Je kunt ook niet alles alleen, daarom is het belangrijk dat verpleegkundigen of, in het geval van Jeroen en Annelies, een pastor de ouders begeleidt. Ine Pauwels, de pastor van het UZ Gasthuisberg te Leuven vertelt hoe zij de ouders bijstaat en in overeenkomst met de ouders een afscheidsmoment organiseert. Bekijk zeker het onderstaand filmpje, en zie zelf hoe de ouders en pastor Ine Pauwels omgaan met het afscheid van een pasgeboren kind.
Sommige mensen gaan naar het kerkhof, anderen bidden thuis voor de overledene, nog anderen branden een kaarsje om de overledene te herdenken in de kerk of thuis, en zo zijn er nog zoveel andere manieren om de dood te verwerken. Het staat nergens gedrukt wat je moet doen als iemand sterft. Zoals ik al had gezegd, is het een persoonlijke lijdensweg. Je moet vooral eerlijk zijn met jezelf, en durven hulp vragen als het nodig is. Je moet zelf ervaren hoe je met het lijden omgaat. Het is ook volledig cultuurgebonden. Zo is 2 november oftewel Allerzielen, de dag waarop wij, christenen, de doden herdenken; Allerzielen
Als laatste wil ik graag nog kort iets vermelden over orgaandonatie. Want ook dat komt er soms bij kijken bij een overlijden.
Vaak is het zo dat de naaste familie moet beslissen of de organen van de overledene mogen gebruikt worden. Indien de organen nog intact zijn kunnen ze een andere mens redden. Onlangs zag ik een reportage waarbij ze het belang van een donorregistratieformulier aankaarten, waarop staat of je donor bent of niet. Dat maakt het deels makkelijker voor de naaste familie die op zo’n moment een moeilijke beslissing moet nemen. Eén op zes families weigert namelijk. Lees meer hierover op de site van Re-Born to be Alive vzw 2009-2012: Alle info over orgaandonatie

maandag 17 december 2012

Mens en natuur: plaats van de mens

Wat is de plaats van de mens in de natuur?
Boeddhisme: “De mens kan zich niet gedragen alsof de aarde zijn eigendom is zodat hij ermee kan doen wat in hem opkomt. De aarde geeft ons een plek én wat nodig is om te leven.”
Christendom: “De natuur is ondergeschikt aan de mens: de mens heeft de verantwoordelijkheid over de natuur en de dieren. God is eigenaar van de natuur, maar de mens moet ervoor zorgen.”
Hindoeïsme: “Het is de plicht van ieder mens om altijd bezig te zijn met het verrichten van goede, eerlijke en oprechte daden. Van die goede daden profiteren andere mensen, dieren, planten en het milieu.”
Islam: “Alle planten en bomen zingen de eer van Allah. Een goede moslim gedraagt zich dus ook verantwoordelijk naar zijn omgeving. Wie ervoor zorgt dat medewezens uitsterven, moet in het hiernamaals verantwoording afleggen.”
Jodendom: “De mens mag dingen uit de natuur gebruiken, zoals eten, hout om huizen te bouwen, enzovoort. Maar wie de natuur kapot maakt, maakt God kapot. Als jullie dat doen, zal er niemand na jullie zijn om het te maken.”
Lees meer over godsdienst en de natuur op deze site: Lees dit: natuur en .... Je kunt in de linkermarge kiezen welke godsdienst je aanspreekt (vb: lees dit: islam).
Wat me meteen opvalt is dat zowat elke godsdienst de natuur erg belangrijk vindt. Elke God, al heeft hij een andere naam, heeft de natuur geschapen. Wij, als mensen, moeten die natuur eren, en er zorgzaam mee omgaan. De aarde is zogezegd in bruikleen, omdat er voor de nabestaanden nog steeds diezelfde natuur moet (over) zijn. We mogen de gewassen, voedsel gebruiken, maar we mogen de aarde op zich niet schaden. Het probleem van deze eeuw is dat we niet allemaal in God geloven, en daardoor waarschijnlijk de betekenis achter de natuur verwaarlozen. Zou het dan niet beter zijn voor de natuur als alle mensen (terug) religieus zouden worden?
De mens wordt een belangrijk gegeven in het leven, en vindt voortdurend nieuwigheden uit, meestal ten koste van de natuur. Het is niet voor niets dat de natuur af en toe beslist om eens te duelleren met de mens. Wat de mens moet beseffen is dat de natuur veel te machtig is om het duel te verliezen. Ik denk dat de natuur nog geen enkele keer verloren is, toen zij de strijd aanging met de mens. Elke vulkaanuitbarsting, aardbeving, orkaan, wervelwind, storm, enzovoort won de battle.

‘De natuur slaat terug’ is een song geschreven door H. Jekkers en K. Meinders en uitgebracht door ‘Kinderen voor kinderen’. Je kunt de songtekst hier bekijken. Wie het liedje wil beluisteren, kan op de site bij informatief op ‘bekijk de clip’ klikken.
Ik zelf geloof dat de natuur een heel krachtig en machtig gegeven is hier op aarde. De natuur waarover ik spreek geeft ons zuurstof om hier te kunnen overleven, geeft ons vruchtbare aarde om onze gewassen op te kweken, geeft ons water om te wassen (onszelf, kledij, voedsel) en te voeden. De natuur is de grote heerser van dit rijk, genaamd Aarde. En ik ben er zelf ook van overtuigd dat we allen beter ons best zullen moeten doen om de natuur in stand te houden. Vele mensen maken, zonder dat ze het ten volle beseffen, de aarde kapot. Ook ik was, vooraleer ik met deze opdracht begon, niet zo bezig met de natuur. Hoe  meer artikels ik lees, en opzoekingswerk ik verricht, hoe meer ik besef dat een volledige ommezwaai noodzakelijk is om de natuur te redden. Maar je weet wat ze zeggen hé: "Verbeter de wereld, begin bij jezelf!".
De schepping is nog niet af. Elk van ons draagt, door de manier waarop hij leeft, bij aan de kwaliteit van de schepping, ten goede of ten kwade. Thich Nhat Hanh

Gelukkig zijn er wel mensen die er iets aan willen doen. Die mensen zijn misschien in staat een deel van de bevolking te overtuigen om hun gedrag te veranderen. Dé oplossing zou zijn om het economisch model aan te passen, zodat grotendeels alle mensen overtuigd worden hun gedrag alsnog te veranderen.
Hemel, aarde en ik leven samen, en alle dingen en ik vormen een ondeelbare eenheid. Chuang Tzu

Voor wie het graag op een humoristische wijze wil leren, kan op onderstaande site 11 korte series bekijken van ‘The animals save the planet’ waar dieren tips geven over hoe je ecologischer kunt leven. Het tweede filmpje ‘use only the water you need’ vind ik een goeie J.

vrijdag 14 december 2012

Mens en natuur: mijn ecologische voetafdruk

Wat is jouw ecologische voetafdruk?
Om mijn ecologische voetafdruk te berekenen heb ik meegedaan aan de test op de website van de Standaard: Bereken uw ecologische voetafdruk - Doe de test
Toen ik het resultaat te zien kreeg, schrok ik enorm. Mijn ecologische voetafdruk bedraagt maar liefst 9,7 hectare, hetzij 97 000 vierkante meter. Dit is een schatting van de oppervlakte die ik jaarlijks gebruik om mijn levensstijl te verzekeren. Wetende dat het gemiddelde van de Belgen 8 hectare is, zit ik er met mijn grote voet nog 1,7 hectare boven. De oppervlakte waar iedereen recht op zou hebben (indien we enkel het rendement verbruiken van wat de aarde jaarlijks produceert) bedraagt 18 000 vierkante meter, oftewel 1,8 ha. Dit betekent dat ik een gigantische voet heb, monsterlijk op wereldschaal. Ik schaam me in naam van de natuur.
Nochtans ben ik helemaal zo niet opgevoed. Als zesde in rij van een bende van maar liefst negen kinderen heb ik goed geleerd hoe je duurzaam omgaat met de natuur. Zo gingen we bijna altijd met twee in bad, die gevuld was met water tot net onder onze buik, om water te besparen, en dat 1 of 2 keer in de week. Ook toen we later een douche hadden, riepen onze ouders vaak dat het nu wel genoeg was, omdat er straks geen warm water meer zou zijn voor iemand anders. Hoeveel keer dat mijn ouders tegen ons zeiden: “Doe die deur toe, ik ga niet het hele huis verwarmen, hoor!”. En als we de deuren openlieten, moesten we 5 minuten de klink vasthouden (met de deur toe natuurlijk) zodat we het zouden leren. Mijn vader was fruitkweker, dus hadden we altijd vers fruit. We woonden op het platteland, en gingen altijd groenten en fruit bij de boer halen. Dagelijks wandelden we (niet met de auto dus) naar de boer om 5 liter melk. Mijn moeder bakte alles zelf; brood, taart, … en wij vonden het fijn om haar te helpen. We aten nooit diepgevroren pizza, of gingen bitter weinig uit eten. Ik ben wel opgegroeid met het idee dat je van vlees sterk wordt, daarom aten wij uitsluitend vlees of vis. We hadden maar 1 auto en die werd voornamelijk gebruikt om ons naar onze hobby’s te voeren (muziekschool, twirling, fanfare, …). We gingen met de fiets naar school of soms met het openbaar vervoer. Ook toen ik op kot zat in Gent, ging ik met de bus naar het station, om mijn reis verder te zetten met de trein richting Gent, en de tram richting kot.
Sinds ik samenwoon met mijn vriend ben ik een stuk minder bewust bezig met de natuur. Vooral het feit dat ik heel graag onder de douche sta bijvoorbeeld, maakt me al een waterverspiller. Ik ga niet dagelijks onder de douche, maar als ik onder de douche sta, sta ik er zo lang onder als ik wil. Meestal en alleen als ik veel tijd heb (lees 5 minuten, geen kwartier hé, al zijn er waarschijnlijk wel die een kwartier zouden douchen). Ook als ik mijn tanden poets zou ik beter een beker water vullen in plaats van mijn hand onder de kraan te houden. En zo zijn er nog meer voorbeelden (lees ook Mens en natuur: hoe groen ben ik zelf?).
Zowel mijn vriend als ik zelf eten graag vlees of vis. We zijn geen van beiden vegetarisch, en wanneer ik al eens een gerecht maak met uitsluitend groenten en aardappelen of pasta, volgt al snel de vraag; “waar is het vlees?”. Het artikel in de Morgen van 09/04/2012 deed me er echter wel over nadenken: Ecologische voetafdruk na Dagen Zonder Vlees verkleind met 160 ha
De vastenperiode wordt vaak gelinkt aan geen of minder snoep eten, minder roken, minder chocolade, geen frieten. Voor de actie ‘Dagen Zonder Vlees’ proberen een heleboel mensen tijdens de vastenperiode minder vlees of vis te eten. Wie het 1 dag uithoudt bespaart toch al 11 vierkante meter op zijn ecologische voetafdruk. De meer dan 9000 deelnemers, die het ongeveer 40 dagen volhielden, bespaarden samen maar liefst 160 ha, wat ongeveer overeenkomt met een besparing van 160 miljoen liter water. Het zijn inderdaad mooie cijfers, wetende dat ze behaald werden door enkel en alleen geen of minder vlees te eten. Het is een mooi initiatief, een geschenk aan Moeder Natuur. De volgende vastenperiode ligt niet veraf meer, misschien is het een goede stimulans voor mezelf om het toch maar eens te proberen. Wie weet, valt het in de smaak.
Ook in het artikel over de Belgische voetafdruk staan verontrustende cijfers. Als we zo blijven doordoen, zal de mens zijn eigen bestaan vernietigen. ‘De wereld zal vergaan’; volgens de Maya’s zou dit binnen enkele dagen al zijn. Ik vrees, na het lezen van dit artikel, dat de wereld inderdaad zal vergaan. Niet nu in 2012, maar jaren later. En wij als mens zijn daar verantwoordelijk voor.

Mens en natuur: Hoe groen ben ik?

Hoe groen ben je zelf?
Volgens het onderzoek van A. Jacques en H. Walravens, die de kloof tussen attitude en gedrag rond mobiliteit en wonen onderzocht, blijkt dat we de bevolking in vier groepen kunnen onderverdelen. De gelaten ontkenners willen niet duurzamer leven en doen dan ook niets. De onschuldige wachters die eveneens niet willen duurzamer leven, maar in tegenstelling tot de gelaten ontkenners doen zij er wel iets aan. Als derde groep de geremde hopers, degene die wel bereid zijn een inspanning te doen voor het milieu, maar hun gedrag toch niet veranderen. En als laatste de groene doeners, de weldoeners voor het milieu, ze vinden het milieu erg belangrijk en dragen dan ook hun steentje bij.
Lees het interview van Vicky De Meyere over duurzaamheid, en ontdek tot welke groep jij behoort.
Als ik dit allemaal lees, gaat er wel een belletje rinkelen van “ai, ik ben precies niet goed bezig”. Maar het lijkt misschien op het eerste zicht veel moeilijker om mee te werken aan de natuur en het milieu, dan het is. Ik ben ook een beetje “alles of niets”, en dat weerspiegelt zich nu in wat ik denk te moeten veranderen voor de natuur. Ik voel de donderwolk al hangen boven mijn hoofd, met een duiveltje die komt verkondigen dat ik geen vlees meer mag eten, niet meer mag op reis gaan, de verwarming maar beter afzet en mijn auto maar beter verkoop. Dat is natuurlijk belachelijk en helemaal naast de kwestie. Het gaat er om dat we er, elk voor zich, op letten wat we beter kunnen doen voor Moeder Natuur, wat duurzamer is voor de planeet Aarde. Ik moet zeggen dat ik daar helemaal niet mee bezig was, maar nu ik dit artikel heb gelezen, wil ik toch een poging doen om op elk vlak wat in te leveren.
Tot welke groep behoor ik? Ik twijfel tussen de twee laatste groepen: de geremde hoper of de groene doener. Zo’n groene doener zal ik dan wel niet zijn, als ik kijk naar de grote van mijn ecologische voetafdruk (zie mens en natuur: mijn ecologische voetafdruk). Ik zal mezelf dus maar onderverdelen in de groep van geremde hopers. Ik vind het milieu belangrijk en ik wil er inderdaad aan meewerken, maar mijn gedrag zegt het tegenovergestelde. Ik moet vooral eerlijk zijn met mezelf en toegeven dat ik me er weinig van bewust was dat onze culturele gewoontes zo’n impact hebben op het milieu. Als ik zo doordoe zoals ik bezig ben, zal er in 2050 niet veel meer van overschieten. Als blijkt dat de aarde nu al 1,5 jaar nodig heeft om aan te maken wat wij in 1 jaar consumeren, dan ziet het er binnen een aantal jaren niet goed uit voor onze nabestaanden. Wij slorpen alles op. En ik ben er 1 van!
Ik ben eigenlijk niet zo tevreden met mijn stempel als “geremde hoper”. Ik zou liever een groene doener zijn en op die manier mijn steentje bijdragen aan het milieu. Ik hou van de natuur, maar zonder het te beseffen dood ik ze met mijn monsterlijke voet.
Op vlak van voeding ben ik grotendeels ‘goed bezig’, behalve dan dat mijn vriend en ik geliefde vleeseters zijn. Ik haal mijn groenten en fruit voornamelijk bij een plaatselijke boer, én het zijn streekgebonden producten; weinig diepvriesproducten dus. Als kind woonde ik op het platteland en toen haalden wij ook alles vers van het land. “De liefde van de man gaat door de maag” luidt het spreekwoord. Maar volgens mij klopt dat ook. Als ik denk aan mijn eigen vriend, klopt dit spreekwoord als een bus. Ook mijn broers willen ’s avonds een stuk vlees op hun bord. En eigenlijk kan ik dat wel een beetje begrijpen; ze werken van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, hebben reuzehonger als ze thuiskomen, en als ze dan geen vlees krijgen op hun bord, dan zwaait er wat (bij wijze van spreken). Alhoewel, ik ben ook zo opgevoed, dus op dat vlak zit dat patroon ook al teveel vervlochten in mijn gedrag. 7 dagen op 7  vlees eten, vind ik dan weer niet noodzakelijk. Maar dan zoek ik wel een vervanger van vlees, en dan kom ik meestal uit bij vis of kip. Maar dat blijkt ook niet goed te zijn voor het milieu. In feite zouden we dan moeten vegetarisch eten, zoals een groenteburger of spaghettisaus zonder gehakt bijvoorbeeld. Ik merk bij mezelf dat ik daar moeilijk van wil of zal afstappen. Ik associeer een maaltijd, zoals in het interview vermeld wordt, met aardappelen/rijst/pasta met groenten/fruit én vlees/vis/kip. Eén van de drie weghalen, zou gewoon raar zijn. Als ik op restaurant ga, en ik vraag biefstuk-friet, dan verwacht ik dat daar een kommetje groenten zal bij geserveerd worden. Als dat niet het geval is, vraag ik er één. Want groenten vind ik  wel het belangrijkste deel van je bord.
Op vlak van wonen ben ik niet zo goed bezig, om niet te zeggen slecht bezig! Ok, we wonen niet in een kasteel, maar we zouden wel graag een oude boerderij kopen, met veel land erbij, en verbouwen tot een eigen stek. Of dat milieuvriendelijk is kan ons eigenlijk gestolen worden, want ik denk dat dit meer te maken heeft met ‘het groot zien’ en status en welzijn. Nu wonen we op een appartementje, groot genoeg om met twee te wonen. Ik doe niet graag een extra trui aan, vandaar dat de verwarming bijna steeds op 22 graden staat. Meestal staan al de deuren open, waardoor alle kamers verwarmd worden. Dat is natuurlijk niet nodig, maar het is dan overal lekker warm. Zuinig op water ben ik ook al niet. Alhoewel, misschien deels wel, deels niet. Ik ga wel graag onder de douche, en wij hebben een regendouche, niet echt duurzaam dus. Maar ik zal bijvoorbeeld nooit een halve wasmachine laten draaien, of de kraan openzetten terwijl ik mijn tanden poets.
Op vlak van reizen kan ik niet zoveel zeggen, omdat wij niet vaak reizen. Toen ik nog bij mijn ouders woonde, gingen wij ieder jaar naar dezelfde plek, met de auto, in een huisje. Overvloedig waterverbruik of aanschuiven aan lange tafels vol eten deden we niet. Het was het alledaagse gezinsleven, maar dan op een andere locatie. Sinds ik samen ben met mijn huidige partner, gaan we wel graag eens op reis. Maar dan boeken we een huisje in de Ardennen, of gaan we met de auto een weekendje naar Nederland. Met het vliegtuig zijn we nog nooit weggeweest. Als we op reis gaan, rijden we er met de auto naartoe, en verplaatsen we ons daar met de trein of de bus. Of we maken grote wandelingen, en laten de auto staan. Het is wel zo dat je meer water verbruikt dan thuis. We gaan bijvoorbeeld elke dag in bad, of maken gebruik van de plaatselijke voorzieningen, zoals sauna en zwembad. Het is wel nog steeds een droom van me om een verre reis te maken, met het vliegtuig. Parelwitte stranden, lekker luieren aan het zwembad, all-in, genieten van de streek, ...
Op vlak van transport ben ik de laatste maanden goed bezig. Dat heeft vooral met mijn huidige job te maken, die 700 meter verder is in dezelfde straat en die ik dus met de fiets doe. Voordien werkte ik zo’n 30 km verder van huis, en ging ik elke dag op en af met de auto. Toen ik ging samenwonen met mijn partner is mijn rijgedrag nog verergerd. De afstand bedraagt ongeveer 40 km tussen mijn ouderlijk huis en de gemeente waar ik nu woon. Toen ging ik nog bijna elke avond op en af omdat ik danslessen volgde en zangrepetities had. Omdat de afstand op den duur wat zwaar begon te wegen, heb ik mijn danslessen stopgezet. Maar als ik moet gaan repeteren, dan moet ik toch de auto uithalen. Met de trein zou niet mogelijk zijn, aangezien er rond middernacht geen trein meer rijdt. Ik probeer wel de auto zoveel mogelijk in de garage te laten staan. Wij hebben een ondergrondse parking bij het appartementencomplex en ik merk dat, als ik de auto daar parkeer, ik rapper de fiets neem omdat het niet zo handig is om telkens de auto in en uit die ondergrondse parking te rijden. Maar als de auto langs de weg staat en ik moet naar het werk en het regent of ik heb gewoon geen zin om met de fiets te gaan of ik ben al wat laat, dan zou ik toch met de auto durven gaan. Ik realiseer me nu pas, dat dit eigenlijk heel erg is. Dat is alleszins iets waaraan ik kan werken!
Ik vind het moeilijk om mijn gedrag ecologischer te maken op vlak van voeding en transport. Ik ben daarentegen wel bereid via kleine stapjes mijn gedrag te veranderen. Een plotse ommezwaai zou ik toch niet lang volhouden. Beginnen met 1 dag in de maand vegetarisch te eten, is misschien een eerste stap. Vervolgens 1 dag om de twee weken, en uiteindelijk 1 dag in de week; donderdag veggiedag bijvoorbeeld. Op vlak van transport zou ik wel de auto moeten laten staan als ik 700m verder naar het werk moet. Maar langere afstanden zal ik voornamelijk met de auto doen. Ik kan bijvoorbeeld ook beginnen met 1 keer in de maand de trein te nemen of samen te rijden met anderen.
Ik vind het het makkelijkst om mijn gedrag ecologischer te maken op vlak van wonen en reizen. Besparen op vlak van wonen is voor mij iets concreets. Een gloeilamp vervangen door een spaarlamp, de verwarming wat minder draaien, deuren dichtdoen zodat de warmte niet verloren gaat, de kraan niet laten openstaan, enzovoort. Dat vind ik dan weer makkelijker dan geen vlees meer te eten bv. Voor mij hoeven hele verre reizen niet, en al zeker niet ieder jaar. Ik droom er wel van om ooit eens een verre reis te maken, maar ik ga ook graag eens in ons eigen land iets bezichtigen. In België zijn er zoveel mooie plaatsen waar ik graag eens naartoe zou gaan. Fietsvakanties, dat deed ik vroeger heel graag, liefst in de zomer wel te verstaan. Ontspannend en goed voor de natuur!
Fietsvakanties

Vooraleer ik besefte wat de impact is van mijn voetafdruk voelde ik mij vrij goed in deze 'consumptiemaatschappij'. Ik stelde me er weinig vragen rond. Nu ik het resultaat ken van mijn ecologische voetafdruk en dit alles herlees besef ik wel dat ik een vrij luxueus leventje leid(de). Ik gedroeg me dan ook zoals ik het wou, zonder echt rekening te houden met het milieu. Nu wil ik beter mijn best doen en het luxueuze leventje wat minderen. Ik denk dat dat geen zo'n moeilijke opdracht kan zijn. Nu nog waarmaken wat ik zelf voorop stel natuurlijk! 

maandag 10 december 2012

Mens en lijden: leven na de dood?

Is er leven na de dood?
Of je Christen, Zen, Boeddhist bent, Islamiet of Jood, er is leven, er is leven na de dood! (Uit het liedje: Leven na de dood - Freek de Jonge)
Ik heb, zoals de meeste mensen, geen sluitend antwoord op deze vraag. “Er is nog niemand teruggekeerd om het te komen zeggen”, zei mijn mama altijd, in dezelfde vorm wel te verstaan (als mens). Want reïncarnatie op een andere manier, zoals de geest van die persoon die wederkeert in een andere gedaante, zoals een vlinder of een vogeltje, daar geloof ik wel in. Waarom ik dit geloof, wil ik met onderstaand verhaal verduidelijken.
Op mijn eerste job werkte ik samen met een vrouw van 40. Haar moeder had altijd tegen haar gezegd dat ze zou terugkeren als een vlinder. Dat leek die vrouw (ik zal ze C. noemen) erg onwaarschijnlijk. Op de dag van de begrafenis kwam C., na een lange, trieste dag thuis en trof in de living een vlinder aan. C. stond versteld en ze dacht meteen dat het haar mama zou kunnen zijn. Een aantal dagen later zat er ’s morgens een vlinder op het werk. Hij fladderde tegen de ruit, en omdat ik zelf heel erg van vlinders houd, probeerde ik de vlinder naar buiten te lokken. C. had dit gezien, en ze zei heel erg kalm: ‘Dat is mijn mama die komt goedendag zeggen’. Toen ze me het hele verhaal had verteld, kon ik mijn oren en ogen niet geloven. Ook al lokte ik die vlinder buiten, even later kwam hij gewoon weer binnenvliegen. En iedere morgen zat diezelfde vlinder er weer (oranje-rode vleugels), op dezelfde plaats. Ook toen C. niet moest werken zat die vlinder er. Ik kon hem gewoon op mijn vinger nemen, en er mee naar buiten stappen. Toen ik buitenstond en mijn vinger naar de lucht bewoog om hem zijn vrijheid te schenken, bleef hij gewoon zitten. Maar toen ik zei dat C. er vandaag niet was, vloog hij weg. Is het allemaal toeval of geloof ik gewoon in een sprookje?
Hetzelfde verhaal kwam voor bij mijn grootvader. Ook hij geloofde in reïncarnatie en hij zei dat hij als een roodborstje zou wederkeren. In het huis waar ik ben opgegroeid hadden we in de keuken uitzicht op een boom waar wij altijd vogelzaadjes hingen. En geloof het of niet, maar na de dood van mijn grootvader, kwam daar elke morgen een roodborstje zaadjes pikken. Is dat ook toeval?
Ik geloof dat er leven is na de dood. Alhoewel ik er steevast van ben overtuigd dat het lichaam ophoudt met functioneren eens het licht uitgaat. Het stoffelijk lichaam wordt begraven, maar onze ziel, onze spirit, onze geest, gaat volgens mij ergens heen. Is het nu een dier, of vervlochten in de natuur, of echt als nieuw mens herboren worden, het kan volgens mij allemaal. Wat ik dan weer niet geloof is dat we naar de hemel gaan als we braaf geweest zijn of naar de hel als we stout zijn geweest. Aan het einde van de tunnel het licht zien naar de poort van de hemel, dat vind ik een verzinseltje. Dat zou betekenen dat alle mensen die ooit zijn gestorven nog in hun gedaante voortleven in de hemel, dan zou die hemel nu toch al overbevolkt zijn. Rijstpap eten met gouden lepeltjes is volgens mij verzonnen om er een mooi verhaaltje van te maken.
Wat leert de Bijbel?
Bij de dood houden mensen op te bestaan. “De doden zijn zich van helemaal niets bewust”, zegt Prediker 9:5. Omdat de doden niet kunnen weten, voelen of ervaren, kunnen ze de levenden geen kwaad doen, en hen ook niet helpen. – Psalm 146:3, 4.
Zie ook Genesis 3:19 en Prediker 9:6, 10

De meeste mensen die gestorven zijn, zullen een opstanding krijgen. Jezus beloofde dat “allen die in de herinneringsgraven zijn tevoorschijn zullen komen” (Johannes 5:28,29). In overeenstemming met wat oorspronkelijk Gods bedoeling was, zullen degenen die als mens worden opgewekt, in een paradijs op aarde kunnen leven (Lukas 23:43). De toekomst die God belooft, zal voor gehoorzame mensen volmaakte gezondheid en eeuwig leven betekenen. De Bijbel zegt: “De rechtvaardigen, die zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven.” – Psalm 37:29
Zie ook Job 14:14, 15; Lukas 7:11-17 en Handelingen 24:15


(bron: ‘Bent u benieuwd naar de waarheid?’, 2008, Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania)
In het onderstaande filmpje beweert een 5-jarig jongetje dat hij zijn vorig leven kan herinneren bij zijn familie. Eerst dachten de ouders dat het verzonnen was, maar na 3 jaar hetzelfde verhaal te vertellen, telkens gedetailleerder, schakelden ze hulp in om effectief te achterhalen of die familie echt geleefd heeft. Het is onwaarschijnlijk hoe deze Schotse jongen vertelt over zijn Barra-familie waar hij in een vorig leven deel van uitmaakte. In ditzelfde filmpje beweert ook een jongen zijn eigen grootvader te zijn geweest. Hij zegt dat God hem een kaart gaf om terug te keren als baby. Onwaarschijnlijk!

De Britse natuurkundige en kosmoloog Stephen Hawking beweert dat leven na de dood helemaal niet bestaat. “Leven na de dood is voor mensen die bang zijn” zegt hij. “Ik zie de hersenen als een computer die stopt met werken als de onderdelen het niet meer doen. Er is geen hemel of leven na de dood voor kapotte computers; dat is een sprookje voor mensen die bang zijn in het donker”, aldus Hawking.
Lees hier het artikel van Stephanie Engel (16/05/2011), website trouw.nl, over wat Hawking beweert over leven na de dood.

zondag 9 december 2012

Mens en lijden: lezing

Lezing: “Rouwen met kinderen”
Op maandagavond 3 december ging de lezing “Rouwen met kinderen” door (“In Search Of Humanity”). Kim Huysmans, licentiate in de klinische psychologie en werkzaam als psychologe in een diagnose- en therapiecentrum te Antwerpen, kwam er spreken over hoe je kinderen kunt ondersteunen en begeleiden bij een klein of een groot verlies. In haar eigen praktijk is ze voortdurend bezig met de vraag wat de dood is, en in hoeverre kinderen de dood beleven, begrijpen en bevatten. Hieronder wil ik graag vermelden wat aan bod kwam en wat ik ervan heb geleerd (en onthouden). Ik vond het een leerrijke avond en ik vind dit een serieus onderwerp die meer aandacht mag krijgen, niet alleen bij leerkrachten, maar ook bij ouders.
Eerst en vooral: wat is rouw? Ik wil beginnen met het woord ‘verlies’. We moeten ‘verlies’ in een heel breed spectrum visualiseren. Het gaat over alledaagse dingen, zoals je knuffelbeer verliezen of een huisdier die is overleden en niet-alledaagse dingen zoals iemand uit je omgeving die sterft. Ieder kind heeft te maken met verlieservaringen, en maar goed ook, want op die manier leren ze ermee omgaan, zodat ze later bij een erger verlies hulpmiddelen hebben om de situatie draagbaar te maken. Ze moeten elk verlies, hoe klein ook, een plaats leren geven in hun leven. Rouwen is zoals een vingerafdruk, uniek en persoonlijk. Voor ieder kind betekent een verlies dat alles rondom hem verandert. Het heeft een grote impact op de gezinssituatie, want stel dat het ouder broertje sterft, dan wordt het tweede kind het oudste broertje, waardoor de rol of positie in het gezin verandert. Daarnaast is het mogelijk dat je een heleboel vrienden verliest: “In tijden van nood, ken je je vrienden”, luidt het gezegde. Verlies van status en welzijn is een derde, want als één van de ouders sterft, zal de financiële kant niet meer dezelfde zijn als voorheen. De jeugd en de identiteit van het kind zijn dikwijls volledig verloren, alsook het vertrouwen in een nieuwe relatie: “Doordat het zoveel pijn deed om die persoon te verliezen, zal ik me nooit meer hechten aan iemand anders, zodat ik die helse pijn niet meer hoef te voelen”. Het is een soort van beschermingsschild. Als laatste kan het ook zijn dat er bijkomende verliezen zijn, zoals gescheiden ouders als gevolg van de onverwerkte dood van een kind, of drankproblemen bij één van de ouders.
Hoe rouwen kinderen, en wat is eigen aan hun ontwikkeling? Het is niet zo dat kinderen voortdurend bezig zijn met hun verdriet, maar het verloopt eerder in stukjes. Soms zijn ze bezig met de alledaagse dingen (spelen met vriendjes, naar school gaan, buitenspelen,…) en dan soms zijn ze met hun verdriet bezig. Er is echter een verschil tussen jongens en meisjes; jongens zijn eerder ‘doeners’, terwijl meisjes veel emotioneler zullen reageren op verlies. Kinderen zijn wel bezig met de dood, maar ze kunnen zich nog niet permitteren om daar een ganse dag over na te denken. Ze zijn zelf nog volop in psychologische ontwikkeling, waardoor ze hun eigen identiteit nog moeten ontwikkelen.
Wat je ze wel duidelijk moet maken is dat de dood onomkeerbaar is. Dit kan je hen duidelijk maken door duidelijke en concrete taal te gebruiken. Vaak nemen kinderen alles letterlijk: ‘mama en papa hebben hun kindje verloren’, iets wat verloren is kan nog teruggevonden worden. Door de lichamelijke sensaties erbij te vermelden, kunnen we kinderen uitleggen dat iemand die dood is koud en stijf aanvoelt. Het is heel belangrijk dat wij (met wij verwijs ik naar ouders, leerkrachten, begeleiders, …) hen duidelijk maken dat wat ze voelen maar tijdelijk is. Kinderen worden op zo’n moment overspoeld met gevoelens en ze vragen zichzelf af of die pijn gaat minderen. Hoe kinderen omgaan met die gevoelens zullen we voornamelijk terugvinden in hun spel. Het gedrag van het kind geeft duidelijke signalen in de richting van een bepaald thema (bv. ‘begrafenisje’ spelen). Het is aan ons om dit gedrag te gaan observeren. De eerste keer dat een kind iemand verliest, zal hij/zij veel vragen hebben: ‘wat wordt er van mij verwacht?’, ‘wat nu?’, … Bij een tweede keer zal hij uit zijn ervaring misschien wel weten wat er komen zal. Het kan ook zijn dat er regressie in hun ontwikkeling ontstaat door het verlies, waardoor ze plots weer veel afhankelijker zijn. Kinderen hebben nood aan begeleiding!
Afhankelijk van de leeftijd van het kind zal het doodsconcept zich ontwikkelen. Zo hebben kinderen van 0 tot 3 jaar nog geen enkel doodsbesef en zullen zij het eerder zintuiglijk aanvoelen dat er een verdrietige sfeer in huis hangt. Zij worstelen op een indirecte manier met verdriet, we spreken van orgaantaal, zoals darmkrampen, diarree, …
Kinderen van 2 tot 3 jaar hebben enig bewustzijn van de dood. Ze verwerken de dood vaak in hun spel. Als iemand sterft in hun gezin, dan hebben de ouders, of één (in geval dat één van de ouders sterft) zelf heel veel verdriet, waardoor de zorg voor het kind een beetje wegvalt. In zo’n situatie is het van belang dat iemand anders aanwezig is die voor het kind kan zorgen. Kinderen hebben heel veel nood aan begeleiding, regelmaat en structuur, een tastbaar afscheid en een open sfeer. Ze willen vaak zien wie die overleden persoon is, daarom is het gemakkelijker om bv. met beeldmateriaal te werken (foto's, film, ...) of echt tastbaar afscheid te nemen van de overledene.
Kinderen van 4 tot 6 jaar weten wel het verschil tussen leven en dood. Maar voor hen is dood iets tijdelijks, dus kan iemand meerdere keren doodgaan en ook terugkeren. Daarom ontstaat er heel vaak verwarring en kwaadheid. Ze moeten de lichamelijke en biologische kant van de dood leren (her)kennen: “Waarom is hij wit?” of “Zal hij dan geen honger hebben als hij in de kist ligt?”. Ook hier is opnieuw concrete taal erg belangrijk. Vaak gaan kinderen van deze leeftijd magisch gaan denken: “Is het omdat ik stout ben geweest dat hij is doodgegaan?”.
6- tot 9-jarige kinderen begrijpen dat de dood onomkeerbaar is, maar denken vaak dat je alleen maar doodgaat als je oud bent. Ze ervaren heel vaak angst bij het besef dat de overledene niet meer terug komt. Ook beeldspraak is lastig.
Van 9 tot 12 jaar zijn kinderen in staat om abstracter te gaan denken, waardoor ze een realistisch beeld kunnen vormen van de dood. Zij gaan vooral zelf op zoek naar antwoorden op een heleboel zingevingsvragen; “waarom leven wij, als we toch moeten sterven?”. Open communicatie is erg belangrijk!
Na hun twaalfde levensjaar zullen ze door verlieservaringen een manier leren vinden om daarmee om te gaan. Het is echter niet omdat ze al wat ouder zijn, dat we ze moeten loslaten in die ervaring. Telkens het kind ouder wordt zullen er tijdens zijn ontwikkeling nieuwe vragen opduiken waar hij een eerlijk en helder antwoord op wilt. Ze zeggen wel eens: “Tijd heelt alle wonden”, maar rouwen is nooit gedaan; bij iedere speciale gelegenheid zal je terug denken aan die persoon die er nu niet bij is…
Hoe verloopt een rouwproces? Meestal reageren kinderen erg gevoelsmatig op een verlies of sterfgeval. Het is van belang dat we een open sfeer creëren waar rust en veiligheid prioriteit zijn zodat ze al hun gevoelens kunnen laten stromen (verdriet, verwarring, schuld, jaloezie, angst, …). Als dit niet het geval is zullen ze volledig in zichzelf keren of een masker opzetten als overlevingsstrategie. Het rouwproces is, zoals hierboven reeds gezegd, uniek en persoonlijk. Daarom is er geen standaardmodel ter beschikking om te weten of we goed rouwen. Er moet wel, voor een gezond rouwproces, sprake zijn van een voortdurende wisselwerking tussen verlies en herstel. Enerzijds moet je het verlies kunnen verwerken op je eigen manier, anderzijds moet je voor afleiding zorgen en jezelf herstellen (je hart terug lijmen). Er is wel een model van William Worden die het rouwproces onderverdeelt in vier categorieën. Eerst is er het besef van het verlies, daarna de ervaring met je gevoelens, als voorlaatste moet je beseffen dat je verder moet met het gemis en de herinneringen en als laatste stap moet je verder met je leven, maar de overledene leeft wel verder in je hart.
Hoe kunnen we rouwende kinderen ondersteunen? Het eerste wat ik wil zeggen en meteen ook het belangrijkste is: neem kinderen serieus! Op sommige vragen zullen we niet meteen een antwoord weten, maar zeg dat dan ook tegen het kind dat je er even over zult nadenken en er later een antwoord op zult geven. Geef kinderen juiste en directe informatie in functie van hun leeftijd. Wanneer ze te weinig info ontvangen zullen ze gaan fantaseren en dat kan soms veel gruwelijker zijn dan het eigenlijk is. Houd rekening met hun verwerkingstijd en observeer hun gedrag zodat we signalen kunnen opvangen wanneer het kind er bv op achteruit gaat of wegkwijnt. Laat hun gevoelens spreken en verberg ook je eigen gevoelens niet. Je kunt het kind ook niet gaan forceren, maar laat hem zelf omgaan met zijn kwaadheid bv. Als laatste moeten we ons ook afvragen welke rol het kind wil spelen in het afscheid nemen of de begrafenis op zich; wil het kind groeten? Wil het kind de overledene een laatste bezoek brengen in het mortuarium? Behoud de regels en grenzen zoals voorheen, zodat zijn/haar leven niet volledig op zijn kop staat. En wees vooral eerlijk met jezelf (als ouder, leerkracht of begeleider). Vraag zelf ondersteuning als je het moeilijk hebt en geef je eigen grenzen aan. Wanneer het echt om pathologische rouw gaat, kan je doorverwijzen naar rouwtherapie.
Ik wil deze lange informatieve tekst graag afronden met de kern van de zaak: observeer het kind en begeleid hem waar nodig! Stem je af op de noden van het kind!
Een informatieve website vol tips en aanbiedingen: In de wolken

woensdag 5 december 2012

Mens en zingeving: getuigenissen

Welke getuigenissen spreken jou aan? Waarom?
Bekijk eerst het filmpje uit Koppen XP: Geloven beweegt Vlaanderen, zodat je mijn mening over de getuigenissen begrijpt.
De getuigenis die mij erg aanspreekt, is die van ‘the Fruits’: ‘Christelijke muziek is belangrijk voor tieners van nu’.
Eén van die jongens zegt dat er vaak heel veel twijfels zijn over het geloof of de religie. En om die twijfels te reduceren luisterde hij naar Christelijke muziek. De drummer van de groep zegt: ‘Religie vormt deels een bedreiging omdat je niet goed weet wat het inhoudt. Als je er echt kennis mee wilt maken, met die religie, dan moet je het ten volle meemaken, laten doordringen tot in je hart. En muziek is daar uitstekend voor’.
Muziek gaat, voor sommigen toch, tot diep in je hart. Iets wat je met woorden niet kunt beschrijven, kan je met muziek wel doen. Er zit volgens mij veel meer gevoel in, dan dat je het zomaar zegt. Er zit klank in, ritme, melodie, intonatie, … enzovoort. Ik ben er tevens van overtuigd dat muziek meer aantrekkingskracht heeft voor de jongeren van nu, dan in de mis op een stoel te gaan zitten luisteren naar een eentonige stem van de priester. En ik denk dat ‘the Fruits’ erin slagen om hun boodschap op die manier over te brengen. Ik denk dat er sowieso ook jongeren zullen zijn die de boodschap niet letterlijk zullen opnemen, maar er een eigen verhaal van zullen maken. Muziek is voor iedereen verschillend, je leeft je in of het zegt je niets. Ik denk dat, wanneer je je volledig één voelt met de melodie, je je ook makkelijker zult kunnen inleven in het verhaal, de tekst.
Als zangeres van ‘E-liese’ moet ik ook heel vaak Christelijke muziek brengen in vieringen. Ik heb daar geen probleem mee, maar het verschil met ‘the Fruits’ is dat ik niet zo diep geloof in God om die muziek echt voor Hem te brengen. Ik zing die liedjes, omdat het deel uitmaakt van de eucharistie. Wij mogen vaak ook eigen nummers kiezen, en dan zoeken we graag nummers met een opgewekt karakter. God komt er wel in voor, maar ik ga altijd af op de melodie. Als ik de melodie niet mooi vind, dan zing ik liever een ander liedje over God. Maar nogmaals, voor mij gaat het wèl om het zingen, en niet zozeer omdat ik een boodschap van God wil overbrengen naar de mensen (in vergelijking met wat ook Eric Buys zegt).
Een voorbeeld van een liedje die wij vaak zingen is ‘Sing your praise to the Lord’. Hieronder de link naar de prachtige versie van Richie Mullins.

Daarnaast spreekt ook de getuigenis van ‘Lien en Bart’ mij ontzettend aan. Vooral omdat ze zichzelf niet al te serieus nemen en ook omdat ze eerder geloven dat God in de natuur en de liefde vervlochten zit, dan dat hij een echt figuur is.
Ik zei net dat het voor mij eerder om de muziek gaat, en niet per se om het geloof in God. En dat zegt Lien op een soortgelijke manier: ‘we doen dit niet vanuit een Christelijke overtuiging, maar eerder om de mensen aan te zetten tot een dieper nadenken over dingen’. Ik zelf kan me daar helemaal in vinden in wat ze zeggen. Kan ik mezelf een Christen noemen? In ‘mens en zingeving: mijn geloof’ zeg ik dat ik een Christen ben omdat ik gedoopt ben, gezegend en gevormd, maar maakt mij dat een Christen? Vanuit mijn opvoeding, zoals ook Lien en Bart zeggen, ben ik een Christen, maar nu? Net zoals Bart, vind ik dat er mooie teksten in de Bijbel staan vermeld. Maar daarom geloof ik niet ten volle in God, en ga ik al helemaal niet alles letterlijk nemen wat in de Bijbel staat geschreven.
Wie graag een korte voorstelling van Lien Kooijman en haar band (met Bart als gitarist) in de stadsschouwburg van Brugge wil zien, klik hier.

Mens en zingeving: mijn geluk, deel 3

Wat is geluk?
Toen ik 16 jaar was wou ik vooral een gezin opbouwen, een lieve partner vinden, samen veel kinderen krijgen en samen oud worden. Het romantische, het ideale, het huisje-tuintje-kindje-syndroom. Ik joeg al mijn toenmalige vriendjes ermee weg natuurlijk, omdat ik zo gefocust was om mijn doel te bereiken, dat ik vergat dat ik nog maar een puber was die eerst moest genieten van het onbezorgde leven.
Twee jaar geleden, vond ik mijn huidige partner, waar ik al mijn geluk mee wil/kan delen. Ik ben een beetje afgestapt van het idee dat alles snel moet gaan, en kan nu veel rustiger leven. Het klinkt zo cliché, maar ik heb iemand nodig in mijn leven, een naaste, een schouder om op te huilen, eveneens een schouder om op te leunen wanneer je bijna omvalt van het lachen. Iemand om mee te praten, te overleggen, elkaar te steunen, er te zijn voor elkaar, en zoveel meer. Mijn huidige partner beantwoordt grotendeels aan dit ellenlange lijstje, maar het belangrijkste is dat we het goed hebben samen, en dat we elkaar kunnen en willen begrijpen. Niemand is perfect! Maar ik denk dat ik mijn ware liefde heb gevonden. Voor het leven? Dat weet je nooit. Maar je kunt er wel op hopen, en er samen het beste van maken.
“How wonderful life is now you’re in the world” (Uit het liedje: ‘Your song’)
Wat ik heel erg belangrijk vind in het leven is dat we moeten geven en nemen. Dat is zo in een relatie, maar dat is ook in andere contacten een vereiste, opdat de contacten zouden blijven bestaan. Als alles altijd van één kant komt, blijft het nooit duren.
“The greatest thing you’ll ever learn, is just to love and be loved in return!” (Uit het liedje: ‘Nature boy’)
Wat ik ook elke dag probeer is om mezelf graag te zien. Het geeft me zoveel zelfvertrouwen, waardoor ik heel veel dingen kan bereiken. Als je telkens tegen jezelf zegt dat je iets niet kan, dan zal je het ook niet kunnen. Je moet je ten volle inzetten voor iets wat je wilt bereiken, en vooral geloven dat je dat kan en zal bereiken.

Als je denkt dat je verslagen bent, dan ben je het ook.
Als je denkt dat je niet durft, dan durf je niet.
Als je graag wint, maar je denkt dat het niet kan, is het bijna zeker dat je niet zal winnen.
Als je denkt dat je zal verliezen, dan ben je al verloren.
Want in het leven ontdek je dat succes begint bij de wil van een mens.
Alles hangt van je instelling af.

(Bron: dit tekstje hangt in het huis van mijn zus aan de muur, uitgeverij muurkranten)
Niets in het leven is eeuwig. Ik geloof niet in het lot, maar wel dat je je eigen leven in handen hebt. Door een andere deur te kiezen, of een andere weg in te slaan dan je wordt voorgezegd, kan je je eigen leven in handen nemen. Je kiest zelf of je in een onaangename situatie wilt blijven, vind ik. Als iets niet prettig meer is, of het wordt een sleur (zoals ze wel eens zeggen), blijf dan niet hopen dat er plots iets zal veranderen, maar doe er zelf iets aan!
Bram Vermeulen zingt het in zijn liedje ‘De steen’. De stroom van een rivier hou je niet tegen, daaronder versta ik dat het leven ook steeds doorgaat en dat we mee moeten met de stroom. Door de steen te verleggen zal de stroom nooit meer dezelfde weg gaan.
Als laatste wil ik nog even vermelden dat al mijn geluk die ik heb beschreven, zowel in deel 1, 2 en 3 ook de zin is van mijn leven. Zonder geluk is er voor mij geen zin in het leven en omgekeerd geldt dit ook. En zoals ik al zei: ‘je geluk maak je zelf’!

zaterdag 1 december 2012

Mens en zingeving: mijn resultaat op PKG-schaal

PKG-schaal
De PKG-schaal of Post-Kritische Geloofsschaal is een religieus attitudeonderzoek naar geloofsstijlen. Aan de hand van 33 stellingen proberen ze de wijze waarop mensen omgaan met geloof en godsdienst in kaart te brengen. De antwoorden op de vragen worden uitgedrukt in een score op een schaal met vier dimensies. De ene schaal is de mate van gelovig zijn, de andere schaal is de manier waarop je je geloof bekijkt (van heel letterlijk tot symbolisch). Godsdienstpsychologen van de K.U.Leuven maken een onderscheid tussen vier geloofstypen: de letterlijk-gelovigen (orthodoxy), de externe-kritiek-denkers (external critique), de relativisten en de post-kritisch-gelovigen (second naiveté).
Hieronder zal ik de vier geloofsstijlen kort verduidelijken en mijn eigen resultaat eraan koppelen.
Letterlijk-gelovigen (orthodoxy) (mijn resultaat: 1)
Vroeger was het een zodanige evidentie dat iedereen gelovig was. Als er één ongelovige tussen zat was dat uitzonderlijk. Het was niet de gewoonte om de antwoorden van Jezus of van God in vraag te stellen. Je moest letterlijk aannemen van wat werd aangeleerd. Daarom noemen we deze groep mensen de objectieve denkers, het is duidelijk een gesloten systeem. Je aanvaardt de feitelijke gegevens en je klampt er je aan vast, zwart-wit denkers dus. Bv: Jezus is verrezen, Jezus heeft over het water gelopen, Jezus heeft water in wijn veranderd. Dat is zo! Je zou kunnen zeggen dat ze op die manier onzekerheid en angst uit de weg gaan. De dag van vandaag zijn er echter nog steeds diepgelovigen die zich in deze categorie bevinden.
Ik bevind me alvast niet in deze dimensie, en dat is maar goed ook. Want leven volgens een boek, vind ik absurd. Je kunt de Bijbel lezen en er je eigen verhaal uit halen, maar je moet niet alles letterlijk nemen wat daarin geschreven staat. Dan kan je even goed terugkeren in de tijd. Er je eigen interpretatie aan geven, vind ik een beter idee. Bij ‘mens en samenleving: freedom’ heb ik het Jodendom kort even besproken. Zij leven volgens de Thora en ze doen alles wat in dat boek staat. Ik vind dat erg kortzichtig. Je kunt dan evengoed met oogkleppen op lopen. Tussen zwart en wit zitten nog heel veel mooie kleuren, hoor. En ik wil al die kleuren heel graag ontdekken. Ik loop liever eens naast het pad dan op het pad, zo ontdek je meer. En struikel je eens in de gracht, zoveel te beter, dan leer je het tenminste.
Post-kritisch-gelovigen (second naiveté) (mijn resultaat: 4)
Deze dimensie betekent dat je de Bijbelteksten of andere religieuze boeken niet als objectief feit ziet, maar dat je erover gaat nadenken: ‘Wat roept het bij mij op?’. De Bijbel kan aanleiding geven tot verschillende interpretaties: ‘Wat betekent het voor mij?’. Bv: 40 jaar in de woestijn lopen; ze zullen waarschijnlijk niet exact 40 jaar in die woestijn hebben rondgelopen, maar het zal waarschijnlijk erg zwaar geweest zijn. Het is een historisch feit, en dat betekent dat we er nu anders mee omgaan, dan vroeger het geval was.
Hierin kan ik me wel herkennen, ik ben eerder een symbolische gelover dan een letterlijke gelover. Zoals ik al zei weiger ik met oogkleppen op te lopen en zie ik religieuze teksten niet zwart-wit, maar kies ik voor de vele kleuren daartussen. Ik beschouw de Bijbel als een historisch boek, met als gevolg dat geloofsuitspraken kunnen veranderen.
Relativisten (relativism) (mijn resultaat: 5)
Relativisten zijn geïnteresseerd in religies, maar ze geloven niet. Ze willen er zeer veel over weten, maar ze blijven op een afstand, ze binden zich niet aan een religie. Naar hun mening is al dan niet geloven afhankelijk van de context waarin je bent grootgebracht. Is het je aangeboden tijdens je opvoeding, of niet? En ben je erop ingegaan of niet?
Ik sluit aan bij deze groep omdat ik inderdaad heel geboeid en geïnteresseerd ben in andere godsdiensten of religies. Ik heb er dan uiteindelijk wel mijn bedenkingen bij, maar ik vind het wel boeiend om erover te lezen. Ik zelf geloof eerder in de mensheid dan in het godendom.
Het strookt natuurlijk niet met de voorgaande geloofsstijl waar ik eerder een post-kritische-gelover ben. Het spreekt elkaar een beetje tegen, vind ik. Maar misschien ben ik ze gewoon allebei. Dit kan ik wel verduidelijken:
Ik ben grootgebracht in een gezin van 9 kinderen, die toch allemaal redelijk gelovig waren/zijn. Mijn vader is 74 jaar en gelooft in God, daarom gingen wij iedere zondag naar de kerk. Maar na de lagere schooltijd kregen we zelf de keuze om hiermee door te gaan. We werden nooit in die richting geduwd en er was altijd ruimte voor onze eigen mening. Mijn moeder, die heel wat jonger is dan mijn vader, gelooft niet zo sterk in God. Ik denk dat ik daarom een beetje van allebei heb meegekregen.
Externe-kritiek-denkers (external critique) (mijn resultaat: 3)
In deze categorie is er geen geloof meer in God. Je kunt alleen maar leven met dingen die objectief zijn, zekerheden, positivisme, zaken die wetenschappelijk bewezen kunnen worden. Het is ook erg vergelijkbaar met het geloofstype 'orthodoxy'. Ook hier wordt gezocht naar zekerheid, maar niet vanuit religieuze teksten, maar vanuit wetenschappelijke bewijzen.
Dat ik hier 3 punten scoor, verbaast me ook weinig. In ‘mens en zingeving: mijn geloof’ kan je ook lezen dat ik niet zozeer in een God geloof, maar eerder in de positieve kracht van de mens. Ik ben er zeker van dat wij als mensen veel meer kunnen verwezenlijken, dan dat we moeten zitten wachten op enige tussenkomst van een God. Het feit dat er wetenschappelijke bewijzen moeten zijn, is duidelijk een gegeven in mijn leefwereld. Hoe vaak zeg ik niet: ‘Kan je dat bewijzen?’. Dat er mirakels of wonders gebeuren, kan ik (nog) niet goed plaatsen, maar het schijnt wel dat, heel veel jaren later, mirakels zullen kunnen bewezen worden. Maar ja, het schijnt hé…
‘Vreemd, vind ik dat: waarom zou God eerst de natuurwetten creëren om ze vervolgens zelf te overtreden met een mirakel. Filosoof Victor Stenger
Zie ook het artikel: ‘God, een onhoudbare hypothese’ van Victor Stenger in Knack 2009.
Benieuwd naar jouw eigen resultaat? Hier kan je deelnemen aan het onderzoek.
Wie meer wil lezen over de Post-kritische-geloofsschaal kan op onderstaande link klikken.